Artikel | De NDSM als ontsnappingsroute

OVERPEINZINGEN OVER DE NDSM-WERF
Amsterdam 3 december 2013
Tekst: Felix Rottenberg
Foto: Sander Baks
Kris kras fietsend over de tintelende voormalige NDSM-werf, op een bewolkte vrijdagnamiddag in oktober, krijg ik even een déjà vu. Nee, het is een associatie. De vraag die mij kwelt is de volgende: Waarom mislukte begin jaren tachtig de ontwikkeling van het gebied rondom het verlaten Huis van Bewaring aan het Kleine Gartmanplantsoen tot een culturele vrijplaats? Er is een parallel met de NDSM-werf: de plek was uniek, had historische en symbolische waarde en bood tegenwicht aan de dominantie van commerciële nering op het Leidseplein.
Om nog even het geheugen op te frissen. Ondernemer Bouwes uit Zandvoort had begin jaren zeventig plannen om op de plek van de gevangenis en het Hirsch gebouw een groot appartementencomplex en hotel neer te zetten. Er moest een parkeergarage komen en de sloop van Paradiso werd terloops aangekondigd. Twee befaamde Amsterdamse architecten, Aldo van Eijck en Herman Hertzberger, werden door het Wijkcentrum Oude Binnenstad ingeschakeld om een alternatief plan te ontwerpen. Ze gingen snel aan de slag en legden het fundament voor de actiegroep Bouwes-wat-anders. Maar Bouwes liet zich niet zomaar opzij schuiven; het leidde tot een harde juridische strijd. Toch bleek Bouwes niet opgewassen tegen het vernuft van actievoerders als Mea Blazer en Maarten Lubbers. Zij haalden wekenlang ’s avonds laat op de stoep bij het kantoor aan de Keizersgracht van de juridisch adviseurs van Bouwes de vuilniszakken op, leegden deze en ontcijferden de IBM type cassettes, die waardevolle informatie bevatte. De gemeenteraad wees uiteindelijk de plannen van Bouwes af en installeerde de Stuurgroep Meningspeiling Kleine
Gartmanplantsoen om de inspraak en planmakerij te begeleiden. De actievoerders die bergen werk hadden verzet in de strijd tegen Bouwes verloren hun geduld toen ze met hun ideeën vastliepen in de procedurecarrousel die ambtenaren van het stadhuis angstvallig bewaakten. Er waren veel belangen in het geding. Het Pensioenfonds voor de Metaal werd eigenaar van het Huis van Bewaringscomplex en de architect Pieter Zaanen, een buitengewoon autoritaire persoonlijkheid drukte zijn plannen door, die bij zijn vriend, wethouder Jan Schaefer in goed aarde vielen.
Loop nu over het Max Euweplein en zie wat er is misgegaan. De ontsluiting van voetgangers en fietspad klopt niet en een stoet aan cafés maken de dienst uit. Alleen het grote schaakspel is een succes en verwijst naar wat het plein had kunnen zijn: een ontmoetingsplek voor burgers, voor kleine buitenfestivals of een Speakerscorner zoals in het Hydepark in London. Het gebied is aan een verkeerd spel van vrije krachten teruggegeven, dit had nooit mogen gebeuren.
De NDSM werf is het meest creatieve plein van de stad
De enorme kracht van de NDSM werf is gelegen, in zoals Herman
Hertzberger dat ooit noemde, de uitnodigende beweging. Het prikkelt de geest omdat het werfgevoel, de overgang van land naar water en vice versa stimuleert om hier te realiseren wat nergens anders kan. Hier staat het virtuele Paleis voor de Volksvlijt van de 21 eeuw. Aan de visie van de stichting NDSM valt niets af te dingen. De werf is zich aan het ontwikkelen tot een nationale en internationale georiënteerde creatieve hotspot, kunstalley, uitgaansgebied, stedelijk lab en evenementen area. De geschiedenis van de werf krijgt een eigen rol, hierdoor vervreemdt de plek zich niet van de traditionele bewoners en families uit Amsterdam Noord.
Er is maar één sluipend gevaar:
de dreiging van institutionalisering
De ruigheid en het onverwachte dat de werf kenmerkt kan in de loop der jaren onder druk komen te staan. De dreiging valt niet op omdat er zoveel mogelijkheden zijn, vooral om te blijven improviseren. Maar na een jaar of tien dreigt altijd weer stolling in de aanwas van nieuwe en vooral jonge generaties. Er wordt geen plaats voor ze gemaakt. Ateliers op het terrein zijn immers al jaren door oude kunstenaars bezet. Jaarlijks terugkerende Festivals groeien mee met de behoeftes van ouder wordend publiek. En, zoals dat in jargon heet, het verdienmodel van de werf, werpt een te hoge drempel op voor nieuwe, naïeve en embryonale initiatieven.
Kan de dreiging van institutionalisering überhaupt voorkomen worden? Dat kan
Allereerst door de geweldige dynamiek die de NDSM werf oproept te relativeren. Natuurlijk kan de NDSM tot in lengte van
dagen nieuwe initiatieven mobiliseren. Maar de kunst is de impliciete en eerst nog onzichtbare kracht van het ‘nieuwe’ te onderkennen. Denk aan de Youth Food Movement (YFM). Vier jaar geleden verenigden zich een kleine groep studenten van de Universiteit van Amsterdam die op een geheel eigen manier het denken van de internationale Slow Food Movement in Nederland wilden introduceren. Het ging hen om het belang van eerlijke en duurzame voedselsystemen. Aanvankelijk kostte het enige tijd om steun te krijgen, nu na vier jaar is YFM niet meer weg te denken, hun eat-ins zijn zeer succesvol evenals het druk bezochte Food Film Festival. De gemiddelde leeftijd van de YFM organizers is zevenentwintig, daarmee zetten ze druk op organisaties waar het establishment de dienst uitmaakt.
Paradiso en de Melkweg zijn succesvolle voorbeelden. In tegenstelling tot het Shaffytheater, zijn zij niet ten onder zijn gegaan door de vergrijzing van hun directies en hebben aansluiting gehouden, tientallen jaren, bij nieuwe trends en ontwikkelingen in muziek en cultuur. Frappant is dat de oprichter van de Melkweg, Cor Schlosser, pas twee jaar geleden als directeur met pensioen ging. Pierre Ballings, de directeur van Paradiso zwaaide als directeur twintig jaar de scepter. Een voor de hand liggende verklaring: als de programmering van Melkweg en Paradiso voorbij gaat aan wat hip kan worden, of juist de nieuwe onderstromen kenmerkt, dringt dat snel door tot jong publiek met alle gevolgen van dien.
Een ander model dat in een praktijk van decennia heeft bewezen vernieuwingskracht te behouden is de Kriterion Methode.Studenten runnen de bioscopen, bar en restaurants, het zijn zelf besturende organisaties. Dat gaat al sinds 1945 goed, Kriterion en Studio K, maken deel uit van de kopgroep van Art House Cinema’s in de stad. Kriterion studenten stromen door naar festivals en andere culturele organisaties. Iedere drie jaar treedt een nieuwe generatie
aan. De ervaring moet steeds weer uitgevonden worden, iedere keer opnieuw, maar de traditie wordt herkend en op een eigenzinnige manier voortgezet.
Soms gaat dat jaren achtereen goed. Maar er zijn ook periodes waarin, door een samenloop van omstandigheden, het profiel scherpte verliest. Een voorbeeld daarvan is het centrum voor cultuur en politiek, de Balie aan het Leidseplein. Vanaf de oprichting in 1982 tot 1998 kende het een uitgesproken programmaring. Daarna volgden drie directiewisselingen, het centrum werd introvert, stond letterlijk met haar rug naar het publiek toe. Het bestuur had een veel te eenzijdige samenstelling: regenten, merendeels mannen, vergevorderde vijftigers die niet intervenieerden. In 2006 was de Balie op papier vrijwel failliet. Paradiso keek met begerige ogen naar het Baliepand: dat kon tot oefenruimte en belendende Paradiso Brasserie worden omgevormd. Net op tijd werd een nieuwe directeur benoemd die de traditie van de Balie naar zijn hand zette en er in korte tijd in slaagde nieuwe generaties naar binnen te halen.
Weer een ander voorbeeld is het Palais de Tokyo in Parijs, dat sinds 2002 in de West Vleugel als kunsthal voortdurend het werk van jonge kunstenaars rond grote en kleine thema’s exposeert. Het wordt als internationale trendsetter in de kunstwereld beschouwd. Extra dimensies geven de tweetalige kwartaal magazines die het Palais de Tokyo uitgeeft. Het is een lanceerplek voor nieuwe curatoren die daarna overal in de wereld
hun plek vinden.
Op dit moment is er geen enkele aanleiding, zelfs geen minimale indicatie dat de NDSM werf haar alertheid en naïviteit dreigt te verliezen.
Deze laatste eigenschap is cruciaal, want zonder naïviteit komen bijna onmogelijke kunstenplannen niet van de grond, dat blijkt uit
beleidsstukken en de occupaties van directeur en bestuur:
“Het is een gebied van komen en gaan, van geven en nemen, van korte tot middellange projecten. Nog altijd een echte werf dus.”
(ondernemingsplan Kunstenplan 2013-2016)
Een enkele handreiking:
Procedures en organisatiemodellen ondervangen de vrees niet dat op enig moment een klein barstje ontstaat in het organisch weefsel van de NDSM werf waarmee een periode van verstarring wordt ingeluid.
Het zijn versleten begrippen: Preventie, Reflectie en niet ophouden met het organiseren van de Tegenspraak.
Nogmaals, dat laat zich niet in één model gieten. Organiseer een tweejaarlijkse visitatie. Vraag niet de voor de hand liggende persoonlijkheden. Besteedt daar tijd en energie aan. Breng een groep samen, van jonge aanstormende kunstenaars, entrepreneurs, publicisten en wetenschappers. Vraag hen om een goed beargumenteerde analyse van het functioneren van de NDSM werf. Laat hun bevindingen toetsen door een gevarieerd gezelschap van betrokkenen. Spreek goed af wat er met aanbevelingen wordt gedaan.
Reserveer budget voor dit karwei. Laat het niet verslonzen, het wordt al snel als corvee beschouwd…
Culturele Aorta van de stad
De NDSM werf is uniek omdat het zoveel mogelijk kan maken. Er kan altijd weer opnieuw begonnen worden. Het is, om het zwaarwichtig uit te drukken, de ‘culturele aorta’ van de stad. Dat vergt alertheid en een enorm vermogen om kritisch te blijven reflecteren over eigen kracht en zwakte.
Wie dat met vallen en opstaan blijft volhouden, begrijpt hoe zo’n kwetsbaar en uitdagend gebied de tand des tijds kan doorstaan.
Amsterdam 3 december 2013
Felix Rottenberg